Op 15 februari was het honderd jaar geleden dat striptekenaar Willy Vandersteen werd geboren, maar zijn erfgoed is nog springlevend. Deze maand verschijnt Het IJzeren Duel, nummer 321 in de Suske & Wiske-reeks, getekend door Luc Morjaeu. In het Brusselse Stripmuseum startte op 12 maart de tentoonstelling Willy Vandersteen Vertelt, waar de strips van de Vlaamse meester worden getoond als een literair genre: “Zijn verhalen zijn rechtstreeks geïnspireerd op de volksliteratuur, zijn humor is niet vies van enige onzin en de context van zijn verhalen laat veel plaats voor het sociale aspect.” De Volkskrant geeft drie tekenaars het woord over Vandersteens unieke stripstijl.
Aimée de Jongh (1988) is animatiemaker en mangatekenaar. Ze publiceerde bij uitgeverij BeeDee haar stripdebuut Aimée TV en maakt de dagstrip Snippers voor de gratis krant Metro.
Wat kun je je uit je jeugd van Willy Vandersteen en Suske & Wiske herinneren?
“Mijn ouders hadden een grote kast vol met strips. Ik herinner me de oranje plank met tientallen albums van Suske & Wiske. In dezelfde kast stonden boeken van Robbedoes & Kwabbernoot, Asterix & Obelix en Lucky Luke. Als kind pakte ik vaak willekeurige albums en las ze in één adem uit. Toen ik ouder werd kreeg ik favorieten. De levendige strips van Franquin en Morris sprongen er voor mij uit. De Suske & Wiske albums waren daarbij vergeleken heel braaf en strak. De tekeningen misten het karakter en de dynamiek die ik kende van mijn andere favorieten. De paarden van Morris renden bijna de pagina’s af, maar de paarden van Vandersteen stonden stil, ook al waren ze in galop. Robbedoes-albums waren soms korte films op papier, waar Suske & Wiske-albums meer als een krampachtig toneelstuk voelden. Misschien had dat te maken met de snelle TV- en filmbeelden waarmee ik opgroeide.”
Wat is je favoriete album en waarom?
“Van de albums die ik van Vandersteen las, bleef De zingende zwammen me altijd bij. Het was eigenlijk vooral de tekenfilm van het album die mijn interesse wekte. Daarin was een griezelige atmosfeer neergezet, die voor mij compleet tegen de kinderlijke liefheid van Suske & Wiske in ging. Toen ik het album las, was ik verrast door de mystiek en de duistere ondertoon in dat scenario. Dat veranderde veel in mijn mening over Suske & Wiske. De tekeningen van Vandersteen spraken me nog steeds niet erg aan, maar ik ontdekte toen dat hij een meesterlijke verteller was. Een strip is niks zonder een goed verhaal.”
Hoe zou je de typische Vandersteen-tekenstijl omschrijven?
“In Suske & Wiske is het lijnwerk van Vandersteen heel efficiënt. Strak en gecontroleerd. Als lezer voel je de discipline en het geduld dat erin ging. Vandersteen doet het simpel lijken, maar iedere striptekenaar weet wel beter. Hoe minder detail je gebruikt in tekenwerk, hoe moeilijker het is. Zijn andere reeksen Bessy en De Rode Ridder hebben prachtig sierlijk zwartwit-werk en zijn heel beweeglijk. Vandersteen was een duizendpoot en dat vind ik mooi.”
Wat heb jij als stripmaker van Vandersteen geleerd?
“Door zijn tekenstijl op zich ben ik haast niet beïnvloed. Die credits gaan naar Franquin. Maar Vandersteen was een harde werker die verschillende succesvolle stripreeksen maakte. Hij was een striptekenende superster. Die werklust en passie voor het stripverhaal bewonder ik enorm. Ik probeer ook zoveel mogelijk verschillende strips te maken, in diverse vormen en stijlen. Op die manier blijf ik mezelf uitdagen.”
Ge Wasco (1957) is een experimenteel tekenaar met een grote liefde voor het pulpverleden van de strip. Hij tekent veel pinguins en katten en is de geestelijk vader van Apenootjes en Tuitel & Phiwi. Zijn verhalen verschijnen bij Microbe.
Wat kun je je uit je jeugd van Willy Vandersteen en Suske & Wiske herinneren?
“Mijn jeugd speelt zich af in de vroege zestiger jaren in Groningen en vanaf het begin was ik gek van strips. De eerste albums die ik had waren Het Hondenparadijs en De Kaartendans. Ze waren met een vernuftig proces gedrukt in zwart en oranje, waarmee men erin slaagde een heel rijk kleurenpalet te creëren. De mooiste albums zijn toen ontstaan, prachtige sentimentele verhalen vol sprookjeselementen en drama. In De Schone Slaper wordt Wiske (een duizend maal interessanter figuur dan Suske) blind en kwetsbaar en dat vond ik in die tijd werkelijk heel droevig.
Kortom, ik werd een fan en wilde alle Suske en Wiskes hebben, niet wetende dat de reeks al 20 jaar bestond. Juist toen besloot men de serie voortaan in vierkleurendruk uit te geven en ik herinner me duidelijk dat ik De Poenschepper cadeau kreeg. Lambiek is hierin bijzonder egoïstisch, gemeen en harteloos, wat ik heel aantrekkelijk vindt. Samen met De poenschepper verscheen in kleur Het Eiland Amoras als nummer 68 en hier begon voor mij de ellende als verzamelaar. De nummering van Suske en Wiske-albums was en is krankzinnig. Omdat de albums aanvankelijk in het Vlaams verschenen en daarna in een speciale editie voor Nederland, was er bijna vanaf het begin een dubbele nummering. Het album De Duistere Diamant had in Nederland nummer 23, maar in België 34!
De Vlaamse Albums werden mijn heilige graal. Ik vond en vind Vlaams veel mooier dan Nederlands. Het is gewoon exotischer en raarder. In een tweedehands bak kon ik het album De Zwarte Madam voor een paar kwartjes opdiepen en dit was lange tijd mijn kostbaarste bezit. Het is het laatste verhaal van Vandersteen dat nog geheel ongedwongen is. Hierna zal hij zijn balloons op mechanische wijze netjes twee millimeter onder de bovenste kaderrand plakken. Alles aan Suske en Wiske wordt steeds ordelijker. Beter getekend, maar ook minder poëtisch.”
Waarin zit de grote charme van Suske en Wiske?
“Het fijnste van ieder Suske en Wiske album is het begin. Er is altijd een mysterie aan de hand. Pagina’s lang sluipen onbekenden rond het huis van tante Sidonia, vermomd, onherkenbaar, geheimzinnig. Vandersteen slaagt er altijd weer in verwachtingen te wekken. We verlangen ernaar te weten wat de ontknoping is en dan zijn er inmiddels allang weer nieuwe raadsels die ons verder door het verhaal zuigen. Er zijn spoken, tovenaars, tijdmachines, robots, ruimteschepen en er is heerlijk veel gemopper en gezeur.
Als men Suske en Wiske leest moet men beseffen dat het een krantenstrip is. Het vertellen gaat met horten en stoten. Actie wordt te pas (en te onpas) onderbroken voor een grap, want de lezer moet iedere halve pagina geamuseerd worden.”
Wat heb je geleerd van Vandersteen?
“Het belangrijkste wat ik van Suske en Wiske heb geleerd is verreweg het verhalen vertellen. Grijp de lezer bij zijn lurven. Creëer een mysterie. Maak van alles een droom. Over het tekenen helaas negatieve dingen: Word niet te stijf. Blijf spontaan!
Mooi vind ik het knotje bij de oude Wiske. En dat Suske het jongetje is en Sus een afkorting is van Franciscus. Er zou eigenlijk ook nog iets gezegd moeten worden over de grootheidswaan van Willy V. Al die reeksen die naast Suske en Wiske verder nog verschenen. De VRESELIJKE Duitse Bessie-reeks! In sommige opzichten is Vandersteen echt een echte imperialist die de wereld wilde veroveren. En uiteindelijk bij Nederland bleef steken.”
Luc Morjaeu (1960) is een Vlaams stripauteur, die de leiding heeft over het tekenteam van Suske & Wiske. Daarvoor tekende hij mee aan Jommeke van Jef Nys en publiceerde hij een stripversie van Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans. Deze maand verschijnt het door hem getekende album Het IJzeren Duel, nr. 321 van de rode Suske & Wiske-reeks.
Wat kun je je uit je jeugd van Willy Vandersteen en Suske & Wiske herinneren?
“Als kind heb ik mijn albums van Suske en Wiske zo dikwijls gelezen dat ze helemaal stuk zijn. Ik heb Willy Vandersteen nooit persoonlijk gekend, maar heb hem wel een keer ontmoet toen ik negentien jaar was. Ik had een wedstrijd in een nationale krant gewonnen en Willy Vandersteen heeft mij toen de prijs uitgereikt: 50 albums Van Suske en Wiske. Mijn vriendin – nu mijn vrouw – spoorde me toen aan om door hem een tekening in één van de albums te laten maken. Die tekening (van Lambik) heb ik trouwens nog steeds. Mijn favoriet album is De Duistere Diamant. Ik hou van heel het album; de sfeer, het verhaal, de tekeningen…”
Hoe zou je de typische Vandersteen-tekenstijl omschrijven?
“De stijl van Vandersteen is doorheen de jaren enorm geëvolueerd. Hij maakte niet alleen enorm veel albums, hij tekende in verschillende genres. Vergelijk bijvoorbeeld Rikki en Wiske in Chocowakije met latere reeksen zoals Robert en Bertrand, De rode ridder, Biggles of Safari. Vergeet ook niet dat hij een grote studio had, met getalenteerde medewerkers. Ook zij bepaalden, elk op hun manier, het uiteindelijke resultaat. De typische, oorspronkelijke stijl zou ik omschrijven als de ideale manier om zijn unieke vertelkunst om te zetten in grafisch duidelijke en aantrekkelijke beelden. Het feit dat hij ook realistische reeksen maakte gaf zijn meer humoristisch werk een grafische ‘stevigheid’. Omgekeerd was er ook een positieve invloed. Grafisch vond ik zijn werk het beste eind jaren ’50 en begin jaren ’60.”
Wat is aan een Suske &Wiske-verhaal zoals Het ijzeren duel typisch Luc Morjaeu?
“Ik probeer zo goed mogelijk in de geest van Vandersteen te werken. Maar ik bén Willy Vandersteen niet, dus ik zal wel mijn eigen accenten leggen. Het is moeilijk voor mij om te zeggen wat ik precies anders doe. Vergeet ook niet dat ik het scenario niet zelf schrijf, dat doet mijn goede vriend Peter Van Gucht. Hij bepaalt voor een groot deel het ritme en de sfeer. Gelukkig werken we heel goed samen. We hebben allebei grote bewondering voor de vertelkunst van Willy Vandersteen en hebben dezelfde ideeën over de grafische uitwerking. Als Vandersteen een verhaal maakte zat alles goed in elkaar; tekst èn beeld gingen perfect samen. Hij bedacht ook de meest kleurrijke personages. Hopelijk vindt de lezer dit ook allemaal terug in Het ijzeren duel. Voor de rest probeer ik er niet voortdurend aan te denken, dat zou verlammend werken als ik begin te tekenen.”
1,2 miljoen titels
“Je kan er niet rond,” zegt Johan De Smedt over het fenomeen Suske & Wiske. Hij is hoofdredacteur Strips bij Standaard Uitgeverij, onderdeel van WPG Uitgevers België. “Jaarlijks worden er 1,2 miljoen titels verkocht in 21 talen. 75% van de albums wordt verkocht in Nederland, 25% in Vlaanderen. Domweg omdat er in Nederland meer mensen wonen”, zegt De Smedt. Hij noemt Vandersteen een ongebreidelde creatieveling en een zeer goed verteller, met humor en een profetische blik. “Zelfs met een ecologische visie, want in Het Sprietatoom uit 1946 laat hij de auto Vitamitje lopen op gewoon voedsel, zoals er nu wagens rondrijden op slaolie!”
Dit is de volledige weergave van mijn artikel, waarvan een kortere versie op 11 maart in de Volkskrant stond.
Recente reacties