Het boek begint als een scheppingsverhaal, met zwarte inkt waarin langzaam de contouren van een gebergte zichtbaar worden. Borstelige penseelstreken maken dan plaats voor sierlijke potloodlijnen en na dertig bladzijden hangt aan één van die lijnen een skilift die met een schok tot stilstand is gekomen. “Terwijl men staat en zit en rekt en spiedt/Het landschap achter ’t raam blijft wat het was/Nu dringt het door: beweging is er niet”. Veertig personen zitten als sardientjes gevangen in een blik, hoog boven het besneeuwde dal, en hun lot ligt in de handen van een dichteres, Annelies Verbeke, en een illustrator, Klaas Verplancke. Samen schiepen zij in verzen en prenten een verhaal over een helse dag in hogere sferen en ze noemden het ‘Tirol inferno’.
Verplancke brengt meermaals in beeld hoe de wintersporters op elkaar zitten gepropt, eerst lachend, dan ontstemd, en tenslotte lelijk van grimmigheid als de figuren in de ‘Kruisdraging’ van Jheronimus Bosch. Maar voor het zover is stelt Verbeke een aantal van de inzittenden aan ons voor. Roland en Ronald bijvoorbeeld, die allebei verkikkerd zijn op Laurence, wat aanleiding zal geven tot een vuistgevecht. Of Miranda Naaktgeboren, een geologe met kinderwens over wie twee keer wordt gekotst door de Leider (die lijdt aan hoogtevrees). Martijn, ook een mooie figuur: hij komt uit de kast vanwege zijn liefde voor Stef, maar probeert eerst nog zelfmoord te plegen door met een ski de ruiten stuk te slaan en naar buiten te springen. “Hij wurmt zich door het gat, kijkt naar de lucht/’t Is bijna over, dit is wat hij wil/Hij spreidt zijn armen voor zijn laatste vlucht.” Maar dan vliegt hij achterwaarts, doordat de anderen aan zijn benen staan te trekken. Iemand anders in de cabine sterft overigens wel, hetgeen hier vanwege spoiler alarm niet kan worden toegelicht.
Bij het lezen van de kluchtige verzen, metrisch zo gammel als een kapotte kruiwagen, beleef je geregeld Annie M.G.-achtige sensaties, maar een vondst van Verplancke en Verbeke stuurt de lezer aan het einde naar een heel andere schrijver. Tussen de veertig passagiers zitten namelijk ook de dichteres en de tekenaar zelf, die daarmee Pirandello en zijn ‘Zes personages op zoek naar een auteur’ tevoorschijn toveren, omdat ze met de 38 willoze slachtoffers in discussie gaan over hoe het verder moet met de skilift, waarin het met dank aan suïcidale Martijn steeds kouder wordt! De almachtige vertellers tonen mededogen en herstellen de stroomtoevoer. Sterker nog: de dennen worden palmen en “een kokosnoot barst open in de sneeuw”. Op een dubbele pagina laat Verplancke zien hoe de opgetogen skiërs zich de kleren van het lijf scheuren en collectief aan het copuleren slaan. Beschaving is een dun laagje, dat smelt als sneeuw voor de zon.
‘Tirol inferno’, Annelies Verbeke en Klaas Verplancke, Uitgeverij De Bezige Bij Antwerpen, gebonden, 208 blz, € 22,50, ISBN 9789085422990, 4*. Deze recensie stond op 8 juni in de Volkskrant.
Recente reacties