De Franse stripmaker Claire Bretécher, die naam maakte met haar feministische stripsatire ‘De Gefrustreerden’ en met de dwarse en tobberige puber Agrippine, is op 79-jarige leeftijd overleden.
Claire Bretécher, die in in Nantes werd geboren, debuteerde in 1963 met ‘Le facteur Rhesus’, een komische strip over een postbode op een tekst van René Goscinny, die op zijn beurt beroemd zou worden als de scenarist van Asterix en Obelix. In het tijdschrift Spirou, de Franse tegenhanger van het Nederlandstalige Robbedoes, publiceerde Bretécher tussen 1967 en 1970 vijftig afleveringen van de reeks ‘Les Gnangnan’, waarin kleuters de hoofdrol spelen en die veel lijkt op de Peanuts van Charles M. Schulz, al is haar versie veel venijniger: de dialoog van de ukken is doorspekt met ‘gna gna’, waarop ook de titel is gebaseerd, en ze huilen veel en luidruchtig. Het satirische talent van Bretécher is dan al sterk aanwezig.
In 1972 stond ze samen met de tekenaars Gotlib en Mandryka aan de wieg van het nieuwe tijdschrift L’Echo des savanes, dat samen met de bladen Hara-Kiri, Fluide Glacial en Charlie Hebdo tot de crème van de Franse satirische striptraditie behoorde. Maar de grote doorbraak van Claire Bretécher kwam in 1973 met ‘Les Frustrés’, een reeks die in september van dat jaar van start ging in Le Nouvel Observateur. De strips waren razend populair en werden gebundeld tot albums, al was het format ogenschijnlijk niet bijzonder spannend. Zoals ‘onze’ Jaap Vegter in Vrij Nederland ooit talloze pagina’s vulde met ouwehoerende linkse intellectuelen, in zwartwit getekend, zo beperkte ook Bretécher zich tot sober neerzetten van tobbende of discussiërende progressieven. In haar geval waren dat vaak vrouwen, die in hun uiterlijk nogal afweken van het heersende schoonheidsideaal en met hun grote neuzen en sliertige haartjes fungeerden als de spreekbuis van het alomtegenwoordige feminisme. Bretécher zag in haar strips af van het gebruik van tekstballonnen en plaatste de dialogen en overpeinzingen handgeletterd in de kaders, waar de suggestie van uit gaat dat je de personages met hun eigen ‘stem’ hoort praten. Er zat trouwens behoorlijk wat zelfspot in die stemmen. In nummer 19 van het blad Gummi staat een strip die ‘De Geëngageerden’ heette, want ‘engagement’ was eind jaren zeventig toverwoord en trefwoord. We zijn getuige van een fel debat tussen twee groepen linkse mannen over het grootkapitaal en een centralistisch staatsbestel. De als zwarte silhouetten weergegeven mannen schelden nogal, en er staan twee normaal getekende vrouwen bij die protesteren tegen de term ‘slapjanussen zonder kloten’. De vrouwen steken een vingertje op en zeggen beleefd: “Wij maken bezwaar tegen die seksistische stijlfiguur”, waarna ze te horen krijgen dat ze hun mond moeten houden en dat er een volgende keer weer over jurken gepraat zal worden. De vrouwen druipen af en concluderen mismoedig dat de bevrijding van de vrouwen afhangt van ‘de eenheid van links’. Die niet bestaat. De Franse filosoof Roland Barthes roemde haar ooit als ‘de socioloog van het jaar’ vanwege haar scherpe kijk op maatschappelijke ontwikkelingen.
In het album ‘Les angoisses de Cellulite’ uit 1981 speelt het schoonheidsideaal eveneens een rol, want de Cellulite in de hoofdrol is een middeleeuwse prinses met een neus als een trompet en gedraaide Wagner-vlechtjes aan weerszijden van haar hoofd, die er weinig charmante manieren op na houdt, maar met haar assertiviteit vormt ze een overtuigende proto-feministe. Weinig behaagziek was ook een andere ‘ster’ uit het oeuvre van Claire Bretécher, de pubermeid Agrippine, waaraan vanaf 1988 acht albums zouden worden gewijd, met ‘Agrippine déconfite’ uit 2009 als afsluitend deel. Ook deze stripreeks werd voorgepubliceerd in de Nouvel Observateur, vanaf het eind van de jaren ’80. Agrippine is cynisch, dwars, wantrouwig en gedesillusioneerd, en verwoed op zoek naar haar identiteit, waarmee ze een fraaie afspiegeling vormt van haar generatie, want ‘identiteit’ is dan net zo’n kernbegrip als het ‘engagement’ van weleer.
In Nederland verscheen Bretéchers beroemde reeks ‘De Gefrustreerden’ eerst in het tijdschrift Gummi, dat werd uitgegeven door Ger van Wulften. Hierin publiceerden ook tekenaars als Dick Matena, Peter Pontiac, Gerrit de Jager en Theo van den Boogaard, waarmee het blad een waardige opvolger was van de undergroundbladen uit het decennium daarvoor. Van Wulften was eigenaar van uitgeverij Espee en daar verschenen ook de albums van ‘De Gefrustreerden’, in een tijd dat vrouwelijke auteurs in de stripwereld nog een zeer schaars goed waren.
Op het Festival International de la Bande Dessinée in Angoulême werd Claire Bretécher in 1976 uitgeroepen tot beste stripmaker van Frankrijk, zeven jaar later kreeg ze daar ook de Grand Prix, de oeuvreprijs van ’s wereld belangrijkste stripevenement.

Recente reacties