Alles klopt in dit universum

In de Gravenzaal van het Haarlemse stadhuis ligt een hoogpolig tapijt waarop in 61 pictogrammen de geschiedenis van de Noord-Hollandse hoofdstad wordt verteld. Alle voorstellingen zijn weergegeven in antraciet, alleen in het kapsel van verzetsheldin Hannie Schaft, ook bekend als het Meisje met het Rode Haar, zijn rode stippen aangebracht. Ontwerp: Joost Swarte.

Een stukje verderop vind je de Toneelschuur, door Swarte ontworpen samen met Mecanoo Architecten, en als je twee straten doorloopt stuit je op zijn glas-in-loodraam in de Bakenesserkerk. Bovenin heeft Swarte drie Haarlemse kerktorens verwerkt. Het middendeel bestaat uit een berg schoenen, verwijzend naar de vele bedevaartgangers die naar Santiago vertrokken. Onderin zie je in het Spaarne oude vissoorten als aal, meerval en steur zwemmen. Over elk detail is nagedacht.

En dan zijn we nog maar in Haarlem, waar Swarte (1947) woont en werkt. Amerikanen kennen hem van zijn tekenwerk voor tijdschrift The New Yorker, Belgen van zijn tentoonstellingsontwerp voor het Hergé-museum in Louvain-la-Neuve, Fransen van zijn publicaties bij uitgeverij Futuropolis. Om maar een paar dwarsstraten te noemen, want dat is het risico als je het oeuvre van Swarte beschrijft: dat je gaat opsommen. Postzegels, wijnetiketten, broches, brillen (ja, echt), meubels, serviezen, affiches, gevelstenen. Swarte zei eens: ‘Ik heb geen beroep, ik ben loslopend creatief. Ik ga alle kanten op.’ Hij gaat van hot naar her, maar er is één ding dat de boel bij elkaar houdt en dat is de stripsaus waarmee hij zijn maaksels overgiet. Een mix van humor, intelligentie en ambachtelijkheid.

Omdat Swarte dit jaar zijn vijftigjarig jubileum als tekenaar en ontwerper viert, toont de Kunsthal in Rotterdam een dwarsdoorsnede van zijn werk in Joost Swarte Overal. Uit zo’n breed oeuvre kun je maar kleine beetjes laten zien, dus gastcurator Gert Jan Pos heeft een lange wand gevuld met prints van uiteenlopende producten die de Haarlemse meester heeft voortgebracht, met als meest actuele bijdrage een affiche voor het Franse balletgezelschap Compagnie DCA van Philippe Decouflé.

In 1969, een halve eeuw geleden dus, verscheen Swartes stripverhaal The True Story of Mr. P. in een Eindhovens blaadje (hij studeerde industrieel ontwerpen in die stad) en niet veel later zou hij zijn eigen underground-tijdschrift beginnen: Modern Papier. De invloed van Robert Crumb is daarin duidelijk te herkennen, maar die was onontkoombaar voor iedereen van die generatie. Van groter belang was Swartes kennismaking met de heldere stijl van Hergé, die hij zich niet alleen zou eigen maken maar waar hij ook de definitieve naam voor bedacht: de Klare Lijn. In een van de vitrines ligt een cahier uit de reeks ‘Kuifje in Rotterdam’ (1977), het zogeheten Vierde Schrift, dat gewijd is aan die schaduwloze lijn.

Omdat Joost Swarte wereldwijd wordt verzameld, was het niet eenvoudig alle bruiklenen bij elkaar te sprokkelen. Gelukkig wist de Kunsthal de hand te leggen op de originelen van de tien prenten uit het boek En Toen De Stijl, dat in 2017 verscheen voor lezertjes van 5 tot en met 8 jaar. Met veel liefde geeft Swarte hier vorm aan de ateliers van Mondriaan, Oud en Van der Leck, waarbij hij de kunstenaars betrapt terwijl ze geconcentreerd aan het scheppen zijn. Piet Mondriaan hield als bekend niet van diagonalen, maar in zijn atelier is tussen alle haakse lijnen één schuine te zien: van de hoorn aan zijn grammofoon, want Mondriaan was dol op jazz. Pikant is dat deze tien originelen eigendom zijn van Nick Rodwell, de huidige echtgenoot van Hergés weduwe Fanny Vlamynck en CEO van het bedrijf dat de Kuifje-rechten beheert. Alles klopt in dit universum.

Joost Swarte Overal, t/m 12/01, Kunsthal, Museumpark Rotterdam. Illustratie bij het verhaal Mene Tekel van Nescio, 2015. Dit artikel stond op 20 september 2019 in de Volkskrant.
Geplaatst in Volkskrant
Categorieën
Spring naar toolbar